Patrick Sercu
Patrick Sercu, geboren in 1944, ontving zijn eerste wielerlessen van niemand minder dan zijn vader, de voormalige wielrenner Albert Sercu. Op jonge leeftijd werd hij gepassioneerd voor de piste, en met de bezielende begeleiding van zijn vader kreeg de verwaarloosde wielerbaan in Rumbeke een nieuw leven. Hier begon Patrick aan zijn reis als pistewielrenner, en al snel wierp dit zijn vruchten af.
In 1961, amper 17 jaar oud, behaalde Patrick Sercu een indrukwekkende tweede plaats op het Belgisch kampioenschap op de piste in Rocourt. Deze prestatie leverde hem direct een ticket op voor het wereldkampioenschap. Het jaar daarop, in 1962, kroonde hij zich tot de Belgische sprintkampioen. Het eerste hoogtepunt van zijn carrière volgde in 1963 toen hij als 19-jarige amateur in eigen land het wereldkampioenschap sprint won. Zijn ster was rijzende, en er stond Patrick Sercu een glansrijke carrière te wachten.
Sercu’s overstap naar het profwielrennen bracht hem naar de Solo-Superia-ploeg, waar hij zijn interesse in wegwielrennen aanscherpte. In de daaropvolgende jaren combineerde hij met succes zijn activiteiten op de piste met die op de weg, en hij bleef dit doen tot eind jaren 1970.
Op de piste veroverde Patrick Sercu twee keer goud (in 1967 en 1969) en twee keer zilver (in 1965 en 1968) tijdens de wereldkampioenschappen voor profs in het sprinten. Hij vestigde ook indrukwekkende wereldrecords op de baan, waaronder een tijd van 1:01,23 min op de indoor 1-kilometer met vliegende start in 1967. In 1972 zette hij een nieuw wereldrecord neer voor de 1-kilometer zonder vliegende start met een tijd van 1:07,5 min, en in 1973 behaalde hij een wereldrecord van 1:02,6 min op de outdoor 1-kilometer.
Later in zijn carrière verschoof Sercu zijn focus steeds meer naar de duuronderdelen op de piste, wat gezien zijn leeftijd een logische keuze was. Hij bleef echter succesvol en behaalde herhaaldelijk nationale en Europese kampioenschappen in disciplines zoals de ploegkoers, het omnium en derny-achtervolging. Maar het waren vooral de zesdaagsen die hem bekend maakten. Tussen 1965 en 1983 won hij maar liefst 88 zesdaagsen, een record dat waarschijnlijk nog lang stand zal houden vanwege het afnemende aantal zesdaagse-evenementen.
Naast zijn succes op de piste behaalde Sercu indrukwekkende resultaten op de weg. Zijn indrukwekkende sprintsnelheid leverde hem veel overwinningen op in criteriumwedstrijden en etappes in kleinere ronden, zoals de Tirreno-Adriatico en Ronde van Romandië. Hij reed zeven keer de Ronde van Italië en won maar liefst 13 etappes, waarmee hij op de vierde plaats staat van Belgische wielrenners met de meeste overwinningen in de Giro.
In 1974 en 1977 nam Sercu deel aan de Ronde van Frankrijk, waar hij zes etappezeges behaalde en in 1974 zelfs de groene trui won. Dit jaar reed hij zelfs een halve dag in het gele tricot. Hij vertegenwoordigde verschillende wielerploegen gedurende zijn carrière, waaronder Faema, voor wie hij samenreed met Eddy Merckx, en Fiat.
Na zijn wielercarrière zette Patrick Sercu zich in voor het behoud van zesdaagsen, waarin hij als recordhouder een diepe betrokkenheid voelde. Hij werd de drijvende kracht achter de Zesdaagse van Gent en de Zesdaagse van Hasselt. Sercu wist deze evenementen te transformeren tot spektakels waar lokale en internationale wielrenners samenkwamen om de korte en spectaculaire disciplines te beoefenen.
Patrick Sercu overleed in 2019 op 74-jarige leeftijd, maar zijn erfenis in de wielersport zal altijd voortleven. In zijn geboortestad Izegem werd hij tot ereburger benoemd, en in verschillende wieler- en sportmusea zijn zijn truien en fietsen te bewonderen als eerbetoon aan zijn unieke bijdrage aan de wielersport.