Zevende etappe – Luxembourg – Brussel

  

Het alarm op mijn smartphone rinkelt onverbiddelijk. Het is tijd. Tijd voor de renner om zich klaar te maken. Met het schaarse licht van mijn telefoon, stap ik door de donkere kamer. Na elf dagen is elke handeling met voorbedachten rade. Koerskledij voor het slapengaan netjes in de badkamer klaargelegd. Zwarte fietsbroek, wit shirtje, blauwe Salvarani-trui uit de 70’s en hagelwitte sokken. Fietslichtjes, GPS en mondvoorraad in de achterzakken. Het is 4u30 in de ochtend wanneer ik samen met m’n vader naar de auto stap. Gisteren op de rustdag hield het hotel haar sluitingsdag. Het is dan ook opvallend kalm op de parking. Op de grote weg langs onze verblijfplek is het nog rustig. Op naar het centrum van Luxemburg. Ontbijten in de auto went.

Vertrekken doen we vandaag vanop de Place de l’Europe. Kleine groepjes renners tussen de metershoge kantoorgebouwen. De sfeer is zoals steeds heel goed. Iedereen die vandaag aan de start staat, weet dat het nog een zware rit wordt, maar meteen de laatste in z’n soort. Dat scheelt. Het controleblad is getekend. Klaar voor driehonderdzestien kilometer en drieduizendvijfhonderd vierentwintig hoogtemeters. Een babbel met vrijwilliger Marc. Een compliment voor cameraman Marc. Een halfuur later laten we de Marc’en achter ons. Over de brug. Dé brug van Luxemburg. Het monument waarmee dit land wordt samengevat in Mini-Europa aan het Atomium in Brussel.

Ik start op dezelfde rustige manier als twee dagen eerder. De eerste zestig kilometer laat ik alles begaan. Geen trap te veel. Rustig rondraaiend. Ik trakteer mezelf op extra ontbijt uit de achterzakken. Bij Harlange verlaten we het Groothertogdom Luxemburg. De eerste controlepost is op een grote parking in Bastogne. De politie kijkt nauwlettend toe opdat geen enkel fietser de kortste weg neemt richting die controlepost en daarbij de volle witte lijn dwarst. De helden van vrijwilligers behoeden ons van een eventuele confrontatie met de arm der wet. Naast het tekenen en stempelen wordt ons ook gevraagd om een spandoek te signeren. Als helden van het witte doek.

Ik voel me bij het vertrek vanop de Place du Général Patton, tweeënzeventig kilometer na de start, zeer goed. Nu ga ik ook iets harder trappen. Na ongeveer tien kilometer een heel scherpe afdaling. Ik herken het. Beneden bevestigt het bord mijn vermoeden, Rue Saint Roch. In Liège-Bastogne-Liège, eind april, klom ik in de andere richting. Houffalize, het mekka van het Belgische mountainbike. Nu heel even het speelterrein van randonneurs.

Twintig kilometer verder in Petit Sart schakel ik nog eens groter. Mijn benen en ganse lijf lijken de hellingen niet te voelen. Stilaan ga ik hier en daar andere deelnemers voorbij. Na honderdveertig kilometer wacht er ons een vrij lange beklimming tussen de bomen in Stoumont. Ik ga met sprekend gemak versnellen. Mijn ‘volgwagen’ komt naast me rijden en ik heb nog adem over om te babbelen. Kilometer na kilometer geraak ik ervan overtuigd dat ik vandaag een heel goede dag heb. In de 10 kilometer voor de controlepost in Theux ben ik minstens zoveel fietsers gepasseerd. Onder hen iemand voor wie ik, hoewel het voor mij om de beleving gaat, toch graag de puntjes op de i zet. Ik ben blij verrast dat het zo goed gaat, maar tegelijk ook niet. Nu besef ik hoeveel ik ervoor gedaan heb en met welk relatief gemak ik in dit avontuur rondfiets. Het is ook minder warm. Een wereld van verschil voor me. In Theux snel tekenen en stempelen, een cola en weg ben ik. Ondertussen staat er honderzestig kilometer op de teller, maar ik krijg vleugels. Ik rijd fluitend door Chaudfontaine richting Liège.

Waarom je in de vurige stede niet veel fietsers ziet, wordt me snel duidelijk. Bussen en auto’s rijden wel heel dicht. De Maas over en dan rechts. Even verder moet ik linksaf richting de Place Saint-Lambert. Net voor het bekendste plein van Liège, ligt de Place du Marché. In Café Charlemagne wachten Jeroen en Rebecca me op voor het tekenen van het controleblad, het stempelen van een kaartje dat ondertussen een beduimeld vodje is. De babbel en de lach met hen is een stuk van de gedeelde kracht. Mijn trouwe volgers zitten er ook op het terras, even de tijd nemen voor een cola. Daarna mijn bidons laten vullen in het café. Het lijkt erop dat de liefhebbers van Keizer Karel ook houden van zijn bier. “ça sent la bière” zeg ik tegen de dame terwijl ze mijn bidons vult. Ze bevestigt dat het een stevig feestje was de afgelopen nacht. De vurige stede weet je wel. Ik ben nu honderdnegentig kilometer ver op deze etappe. Of ik even voor de camera kan zeggen waarom ik dit doe? Tuurlijk! Nog een paar foto’s en dan, pats, terug alleen weg.

In gestrekte draf gaat het in twintig kilometer naar Tongeren. Het ganse wegdek ligt er opgebroken. Mijn GPS geeft aan dat ik er doorheen moet. Er is net een rondleiding aan de gang van werfleiders met enkele, vermoedelijk politici in hun kielzog. Ik haal mijn beste Limburgse tongval boven en vraag beleefd of ik toch diagonaal mag oversteken. Het Limburggevoel stopt niet aan de provinciegrenzen. Ik ben dan ook snel terug aan het ronddraaien. Wind op kop en een steenweg die haast eindeloos in rechte lijn op en neer gaat. Ondertussen heb ik de magische tweehonderdkilometergrens overschreden. Ondanks de tegenwind blijf ik rond de 35 km/u rijden. Eten en drinken. De meeste hoogtemeters liggen nu achter me. Via Borgloon en Sint-Truiden gaat het naar Tienen. Op de Kalkmarkt in de Suikerstad gebeurt de controle in de Bar-Bier. Een gezellige babbel met de sympathieke mensen van de organisatie. Ze spreken hun vermoeden uit dat dit mijn weer is met de wind. Ik bevestig en voeg er laconiek aan toe dat het mag regenen. Net voor ik wil vertrekken merkt mijn vader dat een stukje binnenband uit mijn buitenband komt. Een grote inkeping die ik nog niet gezien had. Na een kwartiertje is het euvel verholpen en kan ik verder. Tweehonderdvijftig kilometer gereden, nog vijfenzestig kilometer tot het Atomium.

Via Roosbeek en Boutersem brengen steenwegen me in Leuven. Ik rijd er pal door het centrum. Honderd jaar geleden was het wellicht eenvoudiger om via het Ladeuzeplein, de Grote Markt en de Brusselsestraat door Leuven te fietsen. Ik stop even op de hoek van de Grote Markt en de Brusselsestraat om een foto te nemen van m’n fiets en het prachtige stadhuis. In Bertem neem ik de Tervuursesteenweg richting … jawel Tervuren. Ter hoogte van het Afrikamuseum moet ik rechtsaf. Mijn GPS doet me er even twijfelen. Moet ik de kasseien van de Elisabethlaan nemen net voor de tram een bocht neemt of mag ik langs de Tervurenlaan? Het blijken toch de kasseien te zijn. Ondanks mijn zoektocht, is er nog niemand te zien achter me. Een kleine tien kilometer verder kom ik via Sterrebeek (Zaventem) voorbij de zogenaamde spotters. Mensen die er een sport van maken om vliegtuigen te bewonderen met de verrekijker en in vele gevallen ook te fotograferen. Ik ben alvast niet geplaatst om een waardeoordeel te vellen over bizarre hobby’s. Zij hebben een tribune, ik niet. Het parcours leidt me rond de luchthaven. Via Nossegem en Steenokkerzeel gaat het naar Vilvoorde. Het is opvallend kalm in wat soms benoemd wordt als een bolwerk van IS-strijders. Ik denk aan de lijfspreuk van de loodgieter en burgervader die deze stad ooit gekend heeft. Je moet de problemen oplossen wanneer ze zich stellen. Iets wat me ook op dit avontuur van pas is gekomen. Gelukkig waren de problemen heel beperkt. De kaap van driehonderd is gerond.

Van De Medialaan naar de Laken gaat ook voor een fietser snel. Daar lig ie dan het bouwwerk van ene André Waterkeyn, het Atomium. Ik juich al even naar het imaginaire publiek. Even later draaai ik de Houba de Strooperlaan op. Zoals bij alle deelnemers die heelhuids de aankomst halen, wordt er geapplauddiseerd. De echt heel rappe mannen staan even recht. Wat een mooi gebaar. Ze drukken hun respect uit. Deze vreemde vogel krijgt waardering voor het feit dat hij ervan houdt om elke dag opnieuw honderden kilometers volledig alleen te rijden. Het is kwart voor acht. Ik ben fier dat ik in veertien uur van het centrum van Luxemburg naar Brussel reed. Zoals steeds gaat het vrij snel richting de auto. Mijn vader drukt ook zijn bewondering uit. Niet alleen voor de prestatie die dag, maar voor de afgelopen twee weken en bij uitbreiding de afgelopen tien maanden. Een gebaar dat misschien nog wel het meeste indruk maakt op me. Bij aankomst in het gastenverblijf is mijn vriendin er al. Ook mijn moeder en mijn schoonvader zijn van de partij. Na me te hebben opgefrist gaan we samen iets eten. Een lekker streekbiertje en steak met frieten. De problemen, grote honger, oplossen wanneer ze zich stellen

Morgen vertrekken we pas om kwart over twaalf voor een hele korte rit van nog geen negentig kilometer richting Oosteeklo.




Verwante posts