Ronde van Lombardije 2019: “Ook al voel ik me stilaan echt moe, ik moet en zal dit uitrijden”

  

12 oktober 2019. Een tankstation in de buurt van Aosta. Op de radio klinkt nog net het begin van het 6-uurjournaal. Bauke Mollema soleert naar de overwinning in de Ronde van Lombardije. Hij is daarmee de eerste Nederlandse winnaar sinds Hennie Kuiper in 1981. Alejandro Valverde en Egan Bernal finishen als tweede en derde. Het is Mollema’s eerste overwinning in een ‘monument’. Ik stap uit. Mijn spieren voelen stram aan. Na tien uren autorijden, hoeft dit gevoel niet te verwonderen. Als dat maar goedkomt morgen. De herfstzon doet deugd. Ik monster mijn fiets die onder de deken een groot stuk van de koffer en de neergeklapte zetels inneemt.

Boven de ingang van het wegrestaurant kleeft een kleurige sticker met ‘Benvenuto’. Eens binnen, begrijp ik dat dit Italiaans is voor wegrestaurant vol koolhydraten. Het buffet biedt pizza die je betaalt per 100 gram. Naast een paar flinke stukken, neem ik er ook nog een stevig bord spaghetti bij. In een tankstation moet je nu eenmaal…juist. Brandstof die ik morgen nog zal nodig hebben.

Net als de renners vandaag, fiets ik morgen de Ronde van Lombardije. De laatste grote klassieker van het jaar. Van Bergamo naar Como over 243 kilometer. Alles samen goed voor een slordige 4.000 hoogtemeters. Na de iconische Madonna del Ghisallo en steile Muur van Sormano is de slotklim goed voor 2,7 kilometer klauteren tegen 7,2%. Een duikvlucht van 5,3 kilometer besluit de koers.

Het hek draait open. De parking is klein, heel klein. Om morgenochtend makkelijk mijn fiets uit te halen, moet ik wel voorwaarts in parkeren. Een vriendelijke begroet ons aan de receptie. Tijd om mijn avondlessen Italiaans van een slordige tien jaar geleden terug te laten renderen. Het wekt veelal sympathie op bij een bevolking die vaak maar één taal kent. Al moet de dame me toch even corrigeren wanneer ik met het Italiaanse ‘lui’ (n.v.d.r. hij) naar mijn vriendin verwijs. Het hotelletje heeft geen lift. Eens in de kamer, maak ik alles klaar opdat ik ’s morgens niets moet zoeken. Koerstrui en broek, sokken, stuurtas met wat koeken, broodjes, portefeuille, een jasje, … Bidons, koersschoenen, helm, fietslichtjes, gps, … Zeker dat laatste is heel belangrijk. Ik weet dat de batterij een 12u meegaat. Het is mijn enige houvast. Er is geen organisatie, dus ook geen pijltjes. Om zeker te zijn dat ik niet zonder navigatie val, mag ik zeker niet vergeten om mijn Garmin op spaarstand in te schakelen. Het is tien uur ’s avonds wanneer ik klaar ben met alles. Het alarm op mijn smartphone instellen en licht uit.

Iets voor vijf sta ik op. Ik kleed me aan en ontbijt in de badkamer om mijn vriendin niet wakker te maken. Beneden ben ik vreemd genoeg niet alleen op dit uur. Een heer die hier voor zaken lijkt te zijn bekijkt me achteloos. Mijn fiets uit de auto en ik plaats hem uit het zicht tegen de zijgevel van het hotel. Terug naar boven waar ik de autosleutel leg. Zo kan mijn vriendin straks met de auto van Berghamo naar Como. 

Het is zes uur ’s morgens wanneer ik aan het postkantoor mijn eigen startschot geef. Er is ook een organisatie waarmee je een afstand van 110km kan doen, maar ik kies er dus voor om de exacte rit te doen van start tot aankomst zoals Mollema en co een dag eerder. De GPS lijkt nog wat slaapdronken of is het de renner want ik ben eerst langs de verkeerde kant de stad aan het uitrijden. Om kwart over zes passeer ik dus terug het vertrek. Ditmaal ben ik gelanceerd. Wat ben ik blij met de heel sterke verlichting op mijn fiets. Het is aardedonker op de Italiaanse wegen en geen fietspaden op deze wegen. Na enkel kilometers geraak ik echt goed op dreef. Ik passeer wanneer het nog donker is onder meer de de hoofdzetel van Gewiss. Het bedrijf dat in de jaren 90 hoofdsponsor was van de beruchte wielerploeg Gewiss-Ballan. Met als sportieve hoogtepunt, maar een diep dal voor de wielersport, de Waalse Pijl van 1994.

In het voorjaar van 1994 deed wielerteam Gewiss heel wat wenkbrauwen fronsen. De Italiaanse formatie won Milaan-Sanremo met Giorgio Furlan en Luik-Bastenaken-Luik met Jevgeni Berzin. De Waalse Pijl maakte de ploeg echt verdacht. Op 60 km van de finish knalden 3 ploegmakkers weg op de Muur van Hoei. Bij de 2e passage over de Muur van Hoei reden 3 Gewiss-renners op kop van het peloton iedereen los uit het wiel. Die 3 Gewiss-renners waren Giorgio Furlan, Moreno Argentin en Jevgeni Berzin. Ze reden de rest van het peloton op meer dan een minuut. Argentin won voor Furlan en Berzin. Gianni Bugno werd die dag vierde op 1’14”. Later bleek dat niet de doorgedreven klimtrainingen met de toen nog nieuwe Polar-meter de succesfactor was, maar wel een doorgedreven epo-kuur met ploegdokter Ferrari als spilfiguur.

In de vallei rijden groepjes wielertoeristen me voorbij. Wellicht op hun zondagse ritje. Ik lijk steeds maar opnieuw richting Bergamo te rijden. Bij een klimmetje doorheen een dorp zie ik plots een grote hond op de weg. Voorzichtig trap ik voorbij, niet te snel en niet te traag. De hond laat me met rust. Eens boven in het dorp heb ik een prachtig zicht over de heuvels van waarachter de zon langzaam opkomt. Het echte klimwerk begint na een slordige 50 kilometer op de Colle Gallo. De klim over 7,4 kilometer gaat vrij gelijk omhoog. Gemiddeld stijgingspercentage is 6% omhoog. De steilste stukken gaan tot 10%. Na de afdaling en eens terug in de vallei begin het me te dagen dat we in het begin een lus maken. Het parcours voert weer terug naar startplaats Bergamo. Nu rijd ik enige tijd over zo goed als vlakke wegen tot aan de Colle Brianza.

Daarna daal ik af in de richting van Lecco. Langs het Lago di Annone en het Lago di Pusiano krijg ik met Valbrona een  stukje vals plat voor de wielen. Voor ik afdaal richting het Comomeer laat ik in een lokale bar mijn bidons nog eens vullen. Via Onno rijd ik langs de oevers naar Bellagio om daar de vermaarde Madonna del Ghisallo aan te snijden. Voor ik wegdraai van het water en richting de klim stop ik om te eten met zicht op het meer. Het belegde stokbrood dat ik de dag voordien in het wegrestaurant kocht smaakt. Ik twijfel plots of die Madonna del Ghisallo niet al moest geweest zijn. Ik bel even naar mijn vader om na te gaan of hij zicht heeft op het parcours. Hij zegt me dat ik er elk moment zal zijn. Na mijn lunch vertrek ik terug langs het prachtig blauwe water. Na nog geen 5 kilometer is het zover. Mijn GPS gebiedt me richting binnenland. Nog wat verder is het zover. De klim begint meteen stevig met meteen ook de steilste strook van de ganse klim aan 14%. Ik wil me zeker niet overdoen en peddel rustig maar zeker naar boven. Plots komen er drie fietsers van achter me. Het blijken drie Britten te zijn. De laatste van het drietal is minder getraind dan zijn kompanen. Hij komt al snel zichzelf tegen en ik ga hem terug voorbij. De klim stijgt trouwens over een afstand van 8,6 kilometer met gemiddeld 6,2%. Op een bepaald moment zit er in de klim wel een neerwaartse knik. Het eigenlijke gemiddelde stijgingspercentage zou dus veel hoger kunnen zijn. Het zou volgens mij eerder rond de 9% uitdraaien. Eens boven staan de twee Britten uithijgend voor het beroemde kerkje. Ik stop wat verder. Hun maat komt boven en ze komen tot bij mij. De trots in hun ogen dat ze me het nakijken gaven, verandert in verbazing en bewondering wanneer ze vernemen dat ik niet zoals hen de ’toeristentoer’ van 110 km doe maar in Bergamo vertrokken ben en doorga tot Como. Ongewild gaven ze me op die manier de mentale boost die ik nodig had. Ik zet mijn fiets aan de kant en ga het kerkje binnen. Van onder tot boven is het gevuld met fietsen, foto’s, truien en trofeeën van grote wielerkampioenen. Ik weet dat er ook nog een museum is, maar moet verder. Zelfs de bevoorrading die er is voor zij die deelnemen aan de georganiseerde tocht, laat ik links liggen. Achteraf bekeken had ik dat misschien beter niet gedaan.

Na ruim 6 kilometer dalen, is daar al de volgend klim. Na 5,1 kilometer klimmen aan gemiddeld  6,6% klimmen kom ik in het dorp Sormano. Ik zie een bordje dat wijst richting de beruchte en zelfs door profs gevreesde Muro di Sormano. Mijn GPS zegt echter links. Zoals dat zelfs de meest ervaren truckers wel eens overkomt, vertrouw ik ergens te blindeling op mijn gps. Na wat bochtjes wordt de weg steeds steiler. Wandelaars hebben het al lastig. Na enkele honderden meters ik ook. Ik stap van de fiets en voel dat ook mijn schoenen knellen. Het gaat even niet. Een fringale zo voelt het. En het is vaak op die momenten dat er een redder is. Een man die er met vrouw en kind aan het wandelen is merkt me op en vraagt me wat ik van plan ben. Wanneer ik hem zeg dat ik die verduivelde Muro desnoods te voet opga, zegt hij me dat ik niet op de Muro di Sormano zit die de profs doen, maar de kant voor MTB’ers. Dat de weg wat verder stopt en dat hij er ook vaak afziet. Of ik niet gewoon even instap in zijn auto en hij me zal brengen tot aan de voet van de klim. Wat bedremmeld stap ik op mijn sneeuwwitte sokjes de auto in. De man legt mijn fiets in de auto. Hij demonteert het kinderzitje en zijn zoontje neemt samen met zijn moeder vooraan plaats. We rijden terug langs waar ik reed en jawel hij neemt de afslag die ik negeerde. Even verder stopt ie en toont me voilà linksaf daar en de hel begint. Ik bedank hem en alle Madonna’s wel mille grazie. Met vernieuwde moed maak ik me op voor 1,9 kilometer tegen 15,8%, terwijl de steilste stroken met 27% stijgen. Vanaf de top is het nog 50 kilometer naar de meet.

Na een technische afdaling naar Nesso gaat het beneden linksaf om langs de boorden van het Comomeer naar Como te fietsen. In het dalen ben ik geen held, maar de peptalk van mijn Italiaanse redder in nood geven me energie. Ik rijd nu heel soepel. Na heel wat dorpen te hebben doorkruist, zie ik Como liggen. Vlak voor het centrum moet ik links. Ik weet gewoon dat wanneer ik nu rechts neem, ik recht op de finish en mijn hotel rijd. Ik ben alleen, niemand zou het ooit weten. Maar zo zit ik niet in elkaar natuurlijk. Ook al voel ik me stilaan echt moe, ik moet en zal dit uitrijden. Nog 22 kilometer tot aan de finish. Hoe erg kan het nog zijn. Bij het eerste klimmetje voel ik dat ik het niet mag denken of het gebeurt. Eerst is er de Civiglio. Deze stijgt in 4,2 kilometer met 9,7% en heeft een steilste strook van 14%. Como en haar meer worden onder meer langzaam maar zeker steeds kleiner. Na deze volgt de laatste klim van de dag,  de San Fermo della Battaglia. Goed voor 2,7 kilometer klimmen tegen gemiddeld 7,2%. Boven lopen jongens met een voetbal onder de arm. Weten zij veel wat ik hier uitspook. Dan gaat het in duikvlucht gedurende 5,3 kilometer naar de finish in Como. Halfweg de afdaling stuurt mijn gps me opnieuw in de war. Ik moet terugkeren, ik twijfel, zet toch door en dan pats. De bocht iets te fel en deels van vermoeidheid, maak ik even een schuiver. Zonder erg, ik kan verder. Waar het  eerste deel gaat met 5,9% naar beneden ging is de laatste 1,6 kilometer is zo goed als vlak.

Eens op het vlakke kom ik in een verhaal van drukke grote banen waar Italianen lak hebben aan een fietsende dwaas. De navigatie stuurt me straten in waar ik als gewone sterveling niet in mag, een profrenner wel. Het is dus wel even zoeken op het einde van een lange dag, maar uiteindelijk kom ik aan ter hoogte van het plein langs het meer waar de dag voordien Mollema zegevierde. In complete anonimiteit dwars ik het plein richting mijn hotel waar mijn vriendin me buiten opwacht. Maar wat trots omhels ik haar. Mijn laatste van de vijf monumenten zit erop. Een medaille of enig ander aandenken zal me worst wezen. Ook al heb ik afgezien, het was fantastisch. Indien ik niet 13u met de auto gereden had de dag ervoor, had ik wellicht met meer comfort gereden. Na het douchen eten we in het hotel. 

Nog dit, de volgende dag gaan we op uitstap in de omgeving. Ik had op de parking al het busje van Lotto gezien. In een fietsbar wat verderop zag ik ook twee renners. Wanneer we terug in het hotel zijn en ik even wacht aan de receptie, gebeurt iets heel bijzonder. Plots komt Eric Vanderaerden binnengewandeld met zijn vrouw of vriendin. Ik ben te bedeesd om hem aan te spreken. Zou hij weten hoe vaak ik de beelden al opnieuw bekeken heb van een Panasonic-man in de gietende regen op weg naar een memorabele overwinning in Vlaanderens Mooiste? Het is vaak beter om nog iets over te houden om van te dromen.

 




Verwante posts