Milaan-Sanremo-2011
Tien jaar geleden aan de start van La Primavera. Van Milaan naar Sanremo. Op donderdag was ik al in Milaan. Te voet vanuit mijn hotel naar het centrum was niet ver. Sightseeing in mijn eentje. De Duomo, de Galleria, de opera en fare shopping. Bij het passen van kleren, het aanbod om uit te gaan in Milaan. Mi dispiace, ik moet zaterdag fietsen. Dan wel geen renner, maar steeds opofferingen voor het doel. Niets aan het toeval overlaten. Ik ga er ook elke dag lekker eten samen met mijn ouders. Een vitello con verdure e pasta, hemels. In een winkeltje vlakbij de opera zit het propvol met oude foto’s boeken en kranten. Ik vind er stapels wielerfoto’s van onder meer Molteni. Betalen doe je per kilo bij het vriendelijke oude vrouwtje. Toen ik in oktober 2019 er na het solo rijden van de volledige Ronde van Lombardije, terug in Milaan was, ging ik kijken. Het winkeltje was niet meer. De rest van de tijd breng ik door op bed. Op vrijdagavond in het shoppingcenter naast mijn hotel ‘bunkeren’ met tonnen pasta. Om vijf uur zit ik aan het ontbijt. Om 7u klinkt het startschot. Na een ganse nacht gietende regen, was het de eerste 160 km tot aan de Turchino niet veel anders. Wel goed in de buik van het peloton gebleven waardoor we toch een mooie amateur moyenne van 38 hadden. Door Lombardije en Piemonte, langs vaak grote wegen. Daarna als niet-klimmer rustig de Turchino aangevat. Terug solo tot aan de meet. Van de top tot aan de zee, 20 km afdalen. Langs de kust slingerend. In Savona, daar waar wauters een huilend merckx op bed interviewt, is de volgende bevoorrading. Nog voor de capi komt een man naast me. Een local die een toertje doet. Mijn Italiaans was toen nog van een ander niveau dus konden vlot babbelen. Hij waarschuwt me voor de hagel en bliksem. Tussen capo Berta en Mele een camionette van de organisatie. 200 km op de teller. Tijd voor wat eten. Geen gelletjes en ander suikergoed. Ik versier er een half brood en hartig beleg. De man lacht zijn weinige tanden bloot van plezier wanneer hij me met smaak ziet eten. Een paar km later is het van dat. Tijd om wat harder te trappen. Jasje was al uit en in de korte mouwen van Salvarani. Zoals Felice Gimondi, maar dan witter en trager. Over witte broek zoals MVDP zwijg ik. Na de capo Berta kom ik weer door tunnels waar je graag zo snel als mogelijk door bent..Nu wacht me nog het bekende duo Cipressa en Poggio. Geen zware hellingen maar na 260km toch voelbaar. Fotografen waren weg omdat het terug te fel regende. Op top van Poggio is het nog 5km naar de meet. Voorzichtig naar beneden. Laveren tussen verkeer dat het al ganse dag niet begrepen heeft op mij als fietser. Trots over de aankomst bollen. Fiets tegen de muur. Een Italiaan die de ganse dag een toeristenploegje gevolgd had in mijn buurt, komt naar me toe. Hai una testa dura. Wat Italiaans is voor goed zot. Naar de douches. Daarvoor moet ik door een smalle gang die op een koertje uitkomt. Deurtje door en dan kom ik in wat vroeger wellicht voor kleinvee was. Mijn sporttas in het water. Kleren gelukkig nog droog. Vier douches, twee werken. Een heeft warm water. Wachtenden voor me. Ik zet me erover en ga voor een snelle douche onder het koude water. De pasta maakt het goed. Dacht ik. Die bleek op. Wat een snelle mannen en vrouwen hier. Ik kijk op het uitslagenblad aan de muur, met moyenne van 28 km/u alleen, niks om me over te schamen. Auto in naar huis. Naar grootouders bellen alsof ik zonet Merckx en De Vlaeminck het nakijken had gegeven op de Via Roma. 300 km fietsen en 1000 km dromen.