Flandrien Cyrille – ‘Tour de Cyrille’ – Dag 9: “Als je stopt met trappen, val je stil”
Na de zware achtste etappe van gisteren, wachten we op de redactie met spanning op een telefoontje. Het is exact acht uur ’s avonds wanneer hij ons belt. “Ik zit in nmijn tentje met een pintje, een zakje zoutchips en zicht op de velden. Meer moet je niet hebben he.” De toon is gezet, zo lijkt het wel. Flandrien Cyrille vervolgt. “Ja, het is gene cadeau hier he. Vandaag ook weer niet.”
“Ik had het nochtans goed voor. Om kwart na 6 was ik klaar en kon ik ook meteen vertrekken. Om te beginnen, mijn benen waren niet goed. Gisteren moest ik te veel en te geforceerd klimmen. Ik heb de helling op het gemak gedaan, voor zover je dat op het gemak kan doen.”
Na zo’n dertig kilometer gaan de steile hellingen over in wat omschreven kan worden als licht golvend. “Dat heeft niet zolang geduurd, tot de middag. Zo’n tachtig kilometer. Daarna ben ik verder gefietst richting Tours. Ik kwam in lege open velden waar de wind vrij spel krijgt. Het landschap is een aaneenschakeling van licht golvende tot zware stukken. Het was de ganse dag tegenwind. Ik was nu eens vroeg vertrokken. Zeker de laatste honderd kilometer had ik de wind vol in het gezicht. Je moet wel blijven geven. Als je stopt met trappen, val je stil.”
“Ik ben eigenlijk nergens gestopt. Het is te zeggen: een bakker en een superette. Maar ditmaal dus nergens gestopt om te ontbijten. Doorpeddelen, doorpeddelen. Ik heb tot 19u gefietst. Goed voor zo’n 185 kilometer. Je kan wel blijven fietsen, maar je moet toch op tijd je tentje opzetten zodat je voor het donker wordt; in je tent ligt.”
In zijn stem klinkt tegelijk wat ontgoocheling. “Ik heb weer geen kilometers kunnen inhalen. Ze gunnen het mij niet. Al twee keer een platte band, nu deze wind. Op die manier zijn die ritten van 200 kilometer niet mogelijk. Ik ben op schema, maar ik heb geen reserve. Voor de rest heb ik momenteel geen problemen met de fiets. Hij heeft het goed gedaan. De braquet is ook in orde. We zullen er wel geraken met die fiets.”
Verder heeft Flandrien Cyrille het over hoe mooi het wel niet fietsen is tussen die velden in de buurt van Tours. Zijn tentje staat trouwens op zo’n tien kilometer van Tours. Over dat simpele gegeven zegt hij droog: “dat is niet slecht he peis ik.”
“Ik kan trouwens ook niet op een terrasje zitten of in de superette binnengaan zonder dat iemand na vijf minuten komt vragen of dat mijn fiets is en dan doe ik het ganse verhaal. Je begint en dan geraak je niet weg. Geen terrasjes mee, gewoon een bakker of superette dus. Maar zelfs dan. Ik moet mij eigenlijk overal een beetje wegsteken. Zodat ze mij niet zien en mij dan ook gerust laten. Ik heb eigenlijk geen tijd te verliezen.”
Vandaag ben ik wel eens ergens een halfuur gestopt waar ik een ‘halfuur’ ‘verloren’ heb. Ik passeer daar een hof. Eeen rommelige boel. Allemaal fietsen, fietsen, fietsen. Niet te doen. Die kerel heeft daar misschien wel 300 fietsen staan. Moest ik daar nu met mijn camionette of auto passeren. Ik heb er vijf of tien mee. Vanalles: jong, oud, groot, klein. Hoe noemen ze dat? De Grot van Ali Baba? Maar ja, ik kan moeilijk met den auto naar hier komen rijden, met de fiets gaat dat nog.”
Als afsluiter geeft hij ons nog het volgende mee. “Ik heb telefoon gekregen van Radio 2. Ze bellen mij morgenochtend tussen 7u en half acht.”